In de bouw zien we regelmatig dat projecten niet op tijd worden afgerond. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Om er een paar te noemen: men is te laat gestart, de benodigde vergunningen waren niet op tijd rond of beslissingen zijn te laat genomen. In een eerdere serie blogs heb ik dit onderwerp (voornamelijk) belicht vanuit de UAV 2012 (hierna: UAV). In deze serie sta ik stil bij de gevolgen van vertragingen onder de UAV GC 2005 (hierna: UAV GC).
Bouwtijdoverschrijding: boeteding
Net als de UAV kennen de UAV GC als uitgangspunt dat de de aannemer bij een door hem veroorzaakte overschrijding van de bouwtijd een gefixeerde schade moet vergoeden. De hoogte hiervan wordt bepaald door het boetebeding (paragraaf 36-1 UAV GC) in combinatie met artikel 16 MBO. Hierbij hoeft de opdrachtgever simpelweg het aantal (kalender- of werk)dagen van de overschrijding te vermenigvuldigen met de overeengekomen boete. Uiteraard moet er hierbij wel sprake zijn van aantoonbaar geleden schade. U leest daarover meer in deze blog .
Boete én aanvullende schadevergoeding?
Tegenwoordig wordt in veel boetebepalingen opgenomen dat de opdrachtgever ook het recht heeft om aanspraak te maken op een aanvullende schadevergoeding náást de boete. Anders dan men wellicht zou denken, leidt dit in de praktijk (nog) niet tot veel zaken bij de RvA. Het aantal uitspraken is zelfs op één hand te tellen.
Uit deze uitspraken blijkt dat arbiters in UAV GC-zaken – net als onder de UAV – oordelen dat de schadefixerende werking van de boete er in principe toe leidt dat de opdrachtgever niet meer dan de boete kan vorderen. In een uitspraak in hoger beroep merkten de appèlarbiters hierover op dat bij het aangaan van de overeenkomst de boete wordt gefixeerd omdat men op dat moment veronderstelt dat dat de omvang zal zijn van de voorzienbare schade bij vertraging. Dat betekent dat men bij een bouwtijdoverschrijding in beginsel is gebonden aan de hoogte van de boete.
Er zijn ook steeds vaker opdrachtgevers die de UAV-GC zodanig aanpassen dat ze recht hebben op vergoeding van werkelijke schade wegens bouwtijdoverschrijding, terwijl er ook een boeteclausule geldt. Daarvan is meermaals uitgemaakt dat dat betekent dat alleen het excedent – dus voor zover die schade meer is dan de boete – wordt vergoed. Zie: RvA 20 mei 2010, nr. 30.443 (r.o. 13.2); RvA 22 oktober 2014, nr. 34.139 (r.o. 312).
Meer informatie?
Deze blogserie is een samenvatting op hoofdonderwerpen van een aantal hoofdstukken uit mijn praktijkboek ‘Vertragingsschade in de bouw’. Dit boek is in 2e druk verkrijgbaar bij het Instituut voor Bouwrecht (IBR).
Bij vragen over dit onderwerp, bel mij gerust.
Laat een reactie achter