ingeschreven

Bedankt. We hebben een bericht gestuurd om uw e-mailadres te bevestigen.

Krijg onbeperkt toegang tot onze kennisbank

De kennis en ervaring die ons kantoor sinds 1926 heeft opgedaan delen we graag. Meldt u aan om toegang te krijgen tot onze kennisbank inclusief premium artikelen.

Geef mij toegang
Een boekenkast vol boeken over de rechtspraktijk.
Publicatie Aanbestedingsrecht

Een beter klimaat door aanbesteden op basis van levenscycluskosten

23 apr 2019 · Leestijd 5 min

Verschenen in: Jansen, C. E. C., & Manunza, E. R. (2019). Een beter klimaat door aanbesteden op basis van levenscycluskosten. Staatscourant, 2019. https://www.sconline.nl/artikel/een-beter-klimaat-door-aanbesteden-op-basis-van-levenscycluskosten

Afgelopen weekend hebben ook in Nederland veel mensen meegelopen in de klimaatmars. Zij zijn klaar met vage beloftes van politici en eisen concrete afspraken over klimaatdoelstellingen. Overheidsinkoop kan een krachtig middel zijn om die te realiseren. In de laatste generatie aanbestedingsrichtlijnen van 2014 is dat juist één van de redenen geweest om overheden meer discretionaire bevoegdheden en flexibiliteit te geven bij de opzet van hun aanbestedingsprocedures.

Zo kunnen overheden hun opdrachten nu bijvoorbeeld gunnen op basis van de zogenoemde ‘laagste levenscycluskosten’. Zij kijken dan zowel naar de aanschafkosten als naar de gebruikskosten, onderhoudskosten, verwijderingskosten en externe milieueffectkosten die een product, dienst of werk gedurende zijn levenscyclus oproept. De mogelijkheid om dat te doen bestond overigens al onder de oude richtlijnen van 2004. Overheden konden toen alleen kiezen tussen de gunningscriteria ‘laagste prijs’ en ‘economisch meest voordelige inschrijving’. Kozen zij voor het laatste criterium, dan konden levenscycluskosten in dat kader als subgunningscriterium worden gebruikt. In de nieuwe richtlijnen van 2014 is het criterium van de economisch meest voordelige inschrijving het overkoepelend criterium geworden. Daarbinnen onderscheiden de richtlijnen drie hoofdgunningscriteria: beste prijs-kwaliteitverhouding, laagste prijs én laagste levenscycluskosten. Dat betekent onder andere dat aanbestedende diensten er nu – althans op grond van het Unierecht – vrijelijk voor kunnen kiezen levenscycluskosten ófwel als subgunningscriterium bij een aanbesteding op basis van beste prijs-kwaliteitverhouding te betrekken, ófwel tot hoofdgunningscriterium te maken.  

Die keuzevrijheid blijkt echter maar zeer betrekkelijk. Daan Versteeg schreef er onlangs een mooi preadvies over voor de Vereniging voor Bouwrecht. Hij signaleert allereerst het praktische probleem dat de Europese Commissie nog onvoldoende stappen heeft gezet om tot de vaststelling te komen van eenvoudige, toegankelijke en universele methoden voor de raming van levenscycluskosten. Daarnaast wijst hij ook op een juridisch probleem. Bij de herimplementatie van de oude richtlijnen in de Aanbestedingswet van 2012 perkte onze wetgever de keuzevrijheid van overheden al in door te bepalen dat zij in beginsel gebruik dienden te maken van het gunningscriterium van de economisch meest voordelige inschrijving. Alleen in goed gemotiveerde gevallen mochten zij dat andere gunningscriterium gebruiken: de laagste prijs. Dat de wetgever deze motiveringsplicht bij de implementatie van de nieuwe richtlijnen in 2016 heeft gehandhaafd, is alleszins begrijpelijk. Onbegrijpelijk is echter waarom de wetgever die verplichting vervolgens heeft doorgetrokken naar het geval dat een aanbestedende dienst gebruik wenst te maken van het nieuwe gunningscriterium van de laagste levenscycluskosten.

Gegeven de vele voordelen die inherent zijn aan aanbesteden op basis van laagste levenscycluskosten, bepleit Versteeg terecht dat er geen goede redenen bestaan om overheden dat laatste alleen maar toe te staan wanneer zij dat goed kunnen motiveren. Wij onderschrijven dan ook zijn oproep tot het afschaffen van die motiveringsplicht in het vierde lid van artikel 2.114 Aw. Dat is echter niet voldoende: ook het derde lid zal moeten worden aangepast. Die bepaling gaat sinds 2016 immers uit van beste prijs-kwaliteitverhouding (voorheen dus: economisch meest voordelige inschrijving) als het voorkeurscriterium van de nationale wetgever. Door ook dat aan te passen, ontstaat een nieuw en interessant perspectief: het gevolg daarvan is immers dat de gunningscriteria beste prijs-kwaliteitverhouding en laagste levenscycluskosten nevengeschikt aan elkaar zullen worden. Versteeg stelt in zijn preadvies dat – als het gaat om het stimuleren van circulariteit, innovatie en duurzaamheid – laagste levenscycluskosten een beter gunningscriterium is dan beste prijs-kwaliteitverhouding. Maar als dát zo is, zou het gunningscriterium van laagste levenscycluskosten dan niet moeten worden geprioriteerd in artikel 2.114 lid 3 Aw? Daarmee zou de wetgever dan meteen ook eventuele inconsistenties oplossen tussen de (gedwongen) keuze voor het criterium van de beste prijs-kwaliteitverhouding enerzijds en de zorgplicht van aanbestedende diensten om met hun inkoop zoveel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen te realiseren anderzijds. 

Bekijk hier het originele artikel: 2019-Een-beter-klimaat-door-aanbesteden-op-basis-van-levenscycluskosten-Staatscourant

 

Laat een reactie achter

Specialisten op het gebied van Aanbestedingsrecht

Met helder verwachtingsmanagement en snelle opvolging geven we realistische adviezen en maken we werkbare afspraken en contracten. Ons doel is met een menselijke maat juridische problemen te voorkomen of op te lossen. Onze cliënten voelen zich gesteund en geholpen.