In de dagelijkse praktijk van bouwprojecten is vertraging bijna onvermijdelijk. Wanneer de voortgang vertraagt of er is helemaal geen progressie meer, ontstaat er al snel discussie over de financiële gevolgen en de verdeling ervan. Daarbij worden begrippen als ‘leegloop’, ‘uitloop’ en ‘inefficiëntie’ regelmatig door elkaar gebruikt. Onterecht, want het zijn drie verschillende schadecategorieën met elk hun eigen lading. Wie het onderscheid niet scherp op het netvlies heeft, loopt het risico schade niet (of niet volledig) vergoed te krijgen.
In deze blog zet ik deze drie vormen van schade uiteen. Wat betekenen ze precies, hoe worden ze gekwalificeerd en – minstens zo belangrijk – hoe bewijs je ze?
Leegloop: de bouw ligt stil, maar de kosten lopen door
Wat is leegloop?
Leegloop ontstaat wanneer personeel of materieel wel beschikbaar is, maar niet ingezet kan worden. Er is dan sprake van stilstand. De capaciteit is aanwezig, maar wordt niet benut.
Let op: stilstand is het feitelijke stilvallen van het werk. Leegloop kan het financiële gevolg daarvan zijn: onbenutte arbeidscapaciteit en materieelinzet. Deze moeten wel betaald moeten worden maar daartegenover staat geen productie. Stilstand kan dus leiden tot leegloop, maar ook tot andere schade, zoals tijdgebonden kosten.
Voorbeeld uit de praktijk
Een installateur stuurt zijn montageploeg naar de bouwplaats, maar de ruimte waarin de ploeg moet werken is nog niet vrijgemaakt. Het gevolg: de monteurs wachten, maar de klok tikt door. Uren worden geschreven, maar er wordt geen voortgang geboekt.
Kostensoorten
Bij leegloop gaat het om schade door stilstand. Dat is een relatief heldere schadecategorie die in de rechtspraak goed is uitgekristalliseerd. De schade bestaat uit loonkosten en materieelkosten die doorlopen zonder dat daar prestaties tegenover staan.
Onderbouwing en bewijs
Leegloop is doorgaans redelijk te onderbouwen. Aannemers beschikken meestal over een urenregistratie, planningen en voortgangsrapportages die duidelijk kunnen maken dat werknemers of machines wél aanwezig waren maar niet konden worden ingezet. Dat maakt deze schadevorm relatief overzichtelijk.
Uitloop: de bouw duurt langer dan gepland
Wat is uitloop?
Bij uitloop is het werk nog steeds in uitvoering, maar de bouwtijd loopt uit. De aannemer blijft langer dan gepland op het werk aanwezig. De productiestroom stokt niet volledig, maar schuift wél op in de tijd.
Voorbeeld uit de praktijk
Een reeks bestekswijzigingen en late besluitvorming van de opdrachtgever leiden tot vertraging. De aannemer moet drie maanden langer op de bouwplaats blijven om het werk af te ronden.
Kostensoorten
Uitloop leidt tot tijdgebonden kosten. Denk aan de kosten van het langer huren van een ketenpark, doorlopende uitvoeringskosten, extra inzet van beveiliging of verlenging van verzekeringen. In de UAV en UAV-GC is dit erkend als schadegrondslag: het gaat om schade als gevolg van termijnsoverschrijding waarvoor de opdrachtgever verantwoordelijk is.
Onderbouwing en bewijs
Uitloopschade laat zich meestal lineair berekenen. De aannemer toont aan welke voorzieningen en personeelskosten verbonden waren aan het oorspronkelijke tijdschema en welke daarvan zijn doorgelopen. De koppeling met een termijnverlenging is essentieel, net als de relatie met concrete kostenposten.
Inefficiëntie: werken onder ongunstige omstandigheden
Wat is inefficiëntie?
Inefficiëntie treedt op als er wel voortgang in het werk zit, maar onder verstoorde omstandigheden. Er is nog steeds productie, maar de productiviteit is lager dan normaal. Anders gezegd: er worden meer uren gemaakt voor hetzelfde resultaat.
Voorbeeld uit de praktijk
Een installatieploeg moet dagelijks eerst puin en emballage opruimen voordat ze kunnen beginnen. Of er is maar beperkt werkaanbod, waardoor werknemers hun tijd niet volledig kunnen benutten. Het werk wordt uiteindelijk (op tijd) opgeleverd, maar kost meer manuren dan gepland.
Kostensoorten
In tegenstelling tot leegloop is inefficiëntie een subtielere en moeilijker te grijpen schadecategorie. In de rechtspraak wordt dit (mondjesmaat) erkend als een aparte schadevorm, die losstaat van uitloop of stilstand.
Overigens kan inefficiëntie wel leiden tot uitloop(schade) en – eventueel – bouwtijdverlenging. Maakt de aannemer aanspraak op de daarmee samenhangende vertragingsschade? Dan is de vergoeding van schade wegens productiviteitsverlies daarin niet automatisch begrepen. De aannemer houdt dus recht op vergoeding van beide schadesoorten.
Onderbouwing en bewijs
Het bewijs van inefficiëntie is complexer. De aannemer moet aannemelijk maken dat er productiviteitsverlies is opgetreden als gevolg van omstandigheden die voor rekening van de opdrachtgever komen. En vervolgens moet hij de schade kwantificeren.
Er zijn verschillende methodes voor:
- Productivity-based: vergelijking tussen verwachte (baseline) en gerealiseerde productiviteit.
- Cost-based: vergelijking tussen begrote en werkelijke kosten (bijvoorbeeld manuren), mits correct gecorrigeerd voor faalkosten, meerwerk en aannemersrisico. Nacalculatie moet hier vermeden worden.
In de praktijk blijkt het ontbreken van gedetailleerde real-time data een knelpunt. Daardoor wordt vaak teruggevallen op nacalculatie – met wisselend succes. Toch geldt: als het bestaan van schade aannemelijk is, moeten rechters of arbiters die schade schatten. In de blog ‘Het bewijzen van inefficiëntie in de bouw: een pittige klus’ leest u daar meer over.
Waarom dit onderscheid ertoe doet
In veel bouwgeschillen worden leegloop, uitloop en inefficiëntie op één hoop gegooid. Dat is begrijpelijk – ze treden vaak gelijktijdig op – maar juridisch onhoudbaar. Elke schadecategorie kent namelijk zijn eigen karakter en vereist een eigen onderbouwing.
Een paar belangrijke aandachtspunten:
- Leegloop = géén voortgang → schade: kosten inzet van arbeid en/of materieel waartegenover geen productie staat.
- Uitloop = voortgang vertraagd → schade: tijdgebonden kosten door verlenging.
- Inefficiëntie = voortgang verstoord → schade: verloren uren door lagere productiviteit.
Voor elk type schade moet de aannemer afzonderlijk bewijzen dat de opdrachtgever aansprakelijk is, dat er causaal verband is én dat er schade is geleden. Wie alle schade onder één noemer claimt, maakt het zichzelf onnodig moeilijk.
Conclusie
De juiste kwalificatie van schade is niet alleen juridisch van belang, maar ook strategisch. Een goed onderbouwde schadeclaim begint bij een helder onderscheid in de soort schade die wordt geleden. Alleen dan is het mogelijk om met succes aanspraak te maken op vergoeding.
Heb je hier vragen of opmerkingen over? Of wil je dat we meedenken over specifieke projecten waar verstoring of productiviteitsverlies dreigt? Neem dan gerust contact met ons op.
Tot slot
Dit is een blogreeks over inefficiëntie in de bouw. Eerder verschenen al:
- ‘Inefficiëntie in de bouw, meer dan alleen vertraging’
- ‘Van meerwerk tot hinder, de meest voorkomende oorzaken van inefficiëntie in de bouw’
- ‘Het bewijzen van inefficiëntie in de bouw: een pittige klus’
In de volgende blogs uit deze reeks ga ik nader in op de volgende vragen: hoe voorkom je inefficiëntieschade? En wat mag je verwachten van arbiters of rechters als je afhankelijk bent van cost-based benaderingen?
Laat een reactie achter