ingeschreven

Bedankt. We hebben een bericht gestuurd om uw e-mailadres te bevestigen.

Krijg onbeperkt toegang tot onze kennisbank

De kennis en ervaring die ons kantoor sinds 1926 heeft opgedaan delen we graag. Meldt u aan om toegang te krijgen tot onze kennisbank inclusief premium artikelen.

Geef mij toegang
Een boekenkast vol boeken over de rechtspraktijk.
Publicatie Bouwrecht

De weerbarstige relatie tussen aannemers en hun opdrachtgevers

Rob Bleeker | 05 jan 2002 · Leestijd 19 min

Verschenen in: Bleeker, R. G. T. (2002). De weerbarstige relatie tussen aannemers en hun opdrachtgevers. Contracteren, 2002(2). https://www.boomdenhaag.nl/webshop/contracteren-ctt

In 1991 kocht ik een Citroën CX, en inmiddels ben ik toe aan mijn vierde, een zwarte Prestige uit het laatste bouwjaar 1989. In die tijd heb ik een groot aantal in Citroëns en zelfs CX-en gespecialiseerde garages versleten, voordat ik mijn huidige garage vond. De reparaties door die eerdere garages van de overigens betrekkelijk geringe mankementen van de CX wekten bij mij regelmatig een niet te onderdrukken achterdocht op ten aanzien van analyse (‘de dynamo heeft het opnieuw begeven!’) en kosten (‘wij moesten helaas de volledige bedrading nalopen’).

Een zelfde soort achterdocht maakt zich vaak van aanbesteders meester wanneer zij een prijsaanbieding ontvangen die het gereserveerde budget overschrijdt. Die achterdocht wordt versterkt wanneer die aanbesteder zich realiseert dat de prijzen van alle drie uitgenodigde aannemers dichter bij elkaar liggen dan bij zijn raming, of wanneer (zoals de afgelopen jaren) de marge tussen raming en inschrijvingen met iedere aanbesteding toeneemt. Rechtvaardigingen van de kant van de aannemers dat in voorkomende gevallen het verleggen van bijna alle risico’s naar de aannemer een prijs heeft, of dat de gelijktijdige aanbesteding van onder meer Betuwelijn en HSL tot capaciteitstekorten en dus tot hogere prijzen leidt, of (naar aanleiding van de suggestie van onderlinge prijsafstemming) dat de aanbesteder zelf de concurrentie tot drie kandidaten beperkt heeft en heeft uitgenodigd om tezamen voor aanbesteding het bestek te bespreken (tijdens de zogenoemde Inlichtingen), nemen die achterdocht niet weg. Die achterdocht kenmerkt helaas te vaak de relatie tussen opdrachtgever en aannemer vanaf de aanvang tot het einde van de uitvoering van een werk.

Dit patroon is zo oud als het fenomeen aanneming van werk. Napoleon verbood naar men zegt onder meer om deze reden de gilden en nam ook enkele speciale bepalingen in de Code Civil op (over ‘gepretendeerd’ meerwerk). Waar de achterdocht van opdrachtgevers mogelijke horizontale prijsafstemming betreft, is het fenomeen natuurlijk niet beperkt tot de bouw: u vertrouwt toch ook de banken en de oliemaatschappijen niet?

In 1986 heeft de Nederlandse overheid zoals bekend getracht greep te krijgen op de destijds gangbare horizontale prijsafspraken door het verschijnsel voorvergaderingen in een AMvB te reguleren. Die poging strandde toen de Europese Commissie dit officiële kartel in 1992 verbood: het EG-Verdrag eist immers concurrentie en alle horizontale prijsafspraken worden verondersteld de werking van competitie als economisch wonder-middel te verminderen.

Passende prijzen

Reeds voordat de heer Bos op de televisie te biecht ging, was de belangstelling van de overheid voor de prijsvorming in de bouw sterk toegenomen. Het gebeurde de laatste jaren steeds vaker dat begrotingen die voor een aanbesteding waren opgesteld, ruimschoots (tot meer dan 50%) werden overschreden. Bij grote werken, die aanbesteed moeten worden volgens Europese richtlijnen, beschikte de overheid nadien nauwelijks over alternatieven, omdat een heraanbesteding van hetzelfde werk volgens die richtlijnen in beginsel niet is toegestaan. Die richtlijnen eisen namelijk objectieve procedures, en beogen te voorkomen dat een aanbesteder net zolang blijft aanbesteden tot de door hem reeds tevoren gewenste kandidaat uit de bus komt. Heraanbesteding is wel toegestaan na geconstateerde prijsafstemming, maar daarvoor ontbraken in deze gevallen bewijzen.

In een aantal gevallen maakte de aanbesteder evenwel toch ken-baar op zoek te gaan naar een goedkopere kandidaat, om vervolgens door de gepasseerde aannemer te worden betrokken in een procedure, waarin de aanbesteder die beslissing moest rechtvaardigen. Die aanbesteder voerde daartoe de uitzonderingsbepaling van de niet-passende aanbieding aan. De bewijslast rust bij een beroep op deze uitzonderingsgevallen krachtens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen geheel op de aanbesteder. In de procedures die ik heb meegemaakt, toetste de rechter of arbiters (de Raad van…

Lees hier het originele artikel verder: 2002-De-weerbarstige-relatie-tussen-aannemers-en-hun-opdrachtgevers-Contracteren-2002-02

Laat een reactie achter