Verschenen in: IBR Tracker. (2022, januari). De eindafrekening volgens §16 lid 10 UAV-GC. Geraadpleegd op 10 januari 2022, van https://www.ibrtracker.nl/docs/articles/2022/januari/tbr-2022-4
1. Inleiding
Zoals bekend is CROW momenteel bezig met de actualisering van de UAV-GC 2005. Of en wanneer de herziene versie – onder de noemer UAV-GC 2020 – zal verschijnen, is nog onduidelijk, maar als de herziening wordt voltooid lijkt §16 UAV-GC 2005 vooralsnog in ongewijzigde vorm terug te keren. Ook met de herziene versie kan de aannemingsovereenkomst straks dus worden opgezegd (door de Opdrachtgever) of worden ontbonden (door de Opdrachtnemer). In beide gevallen rekenen partijen met elkaar af op basis van §16 lid 10 UAV-GC. De vergoeding waar de Opdrachtnemer alsdan recht op heeft, bestaat dan uit de volgende onderdelen:
- vergoeding van de in de Basisovereenkomst vastgelegde prijs overeenkomstig de stand van het Werk (op basis van §16 lid 10 sub a UAV-GC);
- vergoeding van 5% van het resterende deel van de in de Basisovereenkomst vastgelegde prijs (op basis van §16 lid 10 sub b UAV-GC);
- vergoeding van alle gemaakte en nog te maken kosten, die voortvloeien uit verplichtingen die de Opdrachtnemer ten tijde van de ontbinding of opzegging al was aangegaan met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst (op basis van §16 lid 10 sub c UAV-GC).
Het gaat hier, gelet op het woord ‘uitsluitend’ in §16 lid 10 UAV-GC, om een limitatieve opsomming; de Opdrachtnemer moet het dus doen met de onder sub a t/m c genoemde vergoedingen.
Sinds de inwerkingtreding van de UAV-GC 2005 is door verschillende auteurs kritiek geleverd op §16 lid 10 UAV-GC, omdat de daaruit voortvloeiende vergoeding voor de Opdrachtnemer te beperkt zou zijn. Wij delen die visie en lichten in deze bijdrage nader toe waarom de regeling van §16 lid 10 UAV-GC 2005 ons inziens tekort schiet. Daartoe werpen wij eerst een blik op enkele vergelijkbare vergoedingsregelingen.
2. Vergelijkbare regelingen
Bij aanneming van werk geldt als algemeen aanvaard uitgangspunt dat de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst altijd kan beëindigen. Dat uitgangspunt is in de wet vastgelegd in art. 7:764 lid 1 BW. In de bouw veelgebruikte algemene voorwaarden zoals de verschillende versies van de UAV en de AVA bevatten vergelijkbare bepalingen en geven de aannemer eveneens de mogelijkheid de overeenkomst in bepaalde gevallen te beëindigen. Hieronder bespreken wij deze verschillende regelingen.
2.1 De wettelijke regeling (art. 7:764 BW)
Art. 7:764 lid 1 BW bepaalt het volgende:
‘De opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen.’
Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever het belang van de opdrachtgever om de samenwerking te kunnen beëindigen, heeft laten prevaleren boven het belang dat de aannemer heeft bij voltooiing van het werk. Aan de opzeggingsbevoegdheid van de opdrachtgever werd echter wel een belangrijke voorwaarde verbonden, namelijk dat ‘de aannemer er [door de opzegging] nancieel niet op achteruitgaat’. Daarbij heeft de wetgever zich ogenschijnlijk laten inspireren door het preadvies van De Grooth, waarin is terug te lezen dat de aannemer zich zal moeten neerleggen bij de opzegging, mits hij ‘geen reden tot klagen [heeft], nu hem een vergoeding wordt…
Lees hier het originele artikel verder:
TBR 2022-4 De eindafrekening volgens §16 lid 10 UAV-GC
Laat een reactie achter