Als een opdrachtgever een gebrek ontdekt in het opgeleverde werk, dan zal hij dat – als hij assertief genoeg is – op een gegeven moment melden bij de aannemer. Die melding geeft het startschot voor een tweejarige verjaringstermijn. Deze relatief korte termijn (de reguliere verjaringstermijn is vijf jaar) was in 2003 een van de meest in het oog springende veranderingen bij de invoering van de titel Aanneming van werk in het Burgerlijk Wetboek. Hoe wordt hier in de praktijk en de rechtspraak mee omgegaan?
Tekortkomingen en gebreken
Allereerst is het belangrijk te melden dat deze regeling specifiek voor gebreken geldt. Een gebrek is een tekortkoming in de fysieke kwaliteit van het werk. Er bestaan ook tekortkomingen die geen gebreken zijn. Als een aannemer bij oplevering het politiekeurmerk niet geeft, dan is dat een tekortkoming maar geen gebrek. Terwijl: als de staalconstructie het begeeft dan is dat een tekortkoming in de vorm van een gebrek. Ofwel: alle gebreken zijn tekortkomingen (maar niet andersom). Dit betekent dat de verjaringstermijn van twee jaar niet geldt voor tekortkomingen die geen gebreken zijn.
Verjaringstermijn en garanties
Wat ook nog weleens tot verwarring aanleiding geeft, is de verhouding tussen deze verjaringstermijn en garanties. Men is geneigd te denken dat een garantie een voucher is die gedurende de garantietermijn onbeperkt en herhaaldelijk kan worden ingeroepen. Maar dat is niet zo. Stel: er is een tienjarige garantie voor het betonwerk. In jaar twee klaagt de opdrachtgever over blootliggende wapening. De aannemer reageert niet. De opdrachtgever heeft meer aan zijn hoofd, vindt het gebrek geen acuut probleem en hij laat dit dus een tijdje op zijn beloop, gerustgesteld dat hij een garantietermijn van tien jaar heeft. In jaar vijf wordt het hem te gortig en herhaalt hij zijn klacht, de aannemer wijzend op de tienjarige betongarantie. Omdat meer dan twee jaar is verstreken sinds de eerste klacht, is zijn aanspraak ondanks de garantie toch verjaard.
Melding of protest?
Het meest nieuwswaardige bewaarde ik voor het laatst. Zojuist schreef ik dat “die melding” de verjaring laat beginnen. Dat was niet helemaal accuraat, want het moet gaan om een specifiek soort melding. De wet spreekt namelijk niet over “gemeld” maar over “geprotesteerd”. Het betreft dus een “protest”, wat natuurlijk de vraag opwerpt wat dat is in de context van deze bepaling?
Ingebrekestelling
We beginnen met de duidelijkste vorm van protest: de ingebrekestelling. Laat de aannemer de daarin gestelde termijn verstrijken of geeft hij eerder aan niet tot herstel over te zullen gaan? Dan begint de verjaring op het eerste moment dat een van deze gebeurtenissen zich voordoet. Maar er zijn ook uitingen van protest denkbaar die geen ingebrekestelling zijn. Waaraan moet een melding voldoen om als een protest te kwalificeren? Daar lijkt recent wat meer duidelijkheid in te zijn gekomen.
Andere vormen van protest
Allereerst: het protest is vormvrij en geeft inzicht in aard en omvang van de gebreken. Maar deze twee ingrediënten zijn op zichzelf niet genoeg, want er moet ook een element van protest in zitten. Een protest is meer dan alleen blijk geven van teleurstelling of een duidelijk uitspreken van onvrede. Wat er “meer” aan is, is dat in een protest – aldus een recent vonnis van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen– “woorden worden gebruikt waaruit men kan afleiden dat er bezwaar wordt gemaakt tegen een bepaalde gedraging of een toestand die men als een schending van een recht ervaart.” Gezien de grote gevolgen die een voltooide verjaring heeft – ontzegging van elke aanspraak – een terechte aanscherping.
Deze blog is een samenvatting van de presentatie van Arno Jacobs op de Rozemond Breakfast Special van 30 maart 2023. De sheets van deze presentatie vindt u hier.
Laat een reactie achter